Verschil tussen meaning en purpose

Het verschil tussen meaning en purpose

Als ze over hun purpose praten, plaatsen bedrijven zichzelf maar wat al te graag in de hoofdrol. Gedragen ze zich als Gandhi, Moeder Teresa en Martin Luther King. Maar wanneer jij je als ondernemer verbindt aan een maatschappelijke issue gaat het niet over jou. Over de pokon en het penthouse van de piramide van Maslov, en waarom het juist nu voor bedrijven zo belangrijk is te zorgen voor maatschappelijke impact.

 

Al die bedrijven die hun mond plots vol hebben van purpose dit en purpose dat. Ik krijg daar spatjes van. Jarenlang hebben ze zich vooral beziggehouden met de P van Profijt en zich echt geen sikkepit bekommerd om de P van Planeet, en dan ineens werpen ze zich op als de redder van de mensheid.

Bah.

Ik schreef in 2010 een boek over de betekeniseconomie met purpose-denktank Kees Klomp. Big brands hadden nog geen flauw benul dat er zoiets als purpose bestond. Wij voorspelden -toen al- dat zelfrealisatie the name of the game zou worden.

‘We zijn collectief in het topje van de behoeften piramide van Maslov terecht gekomen en vertonen het daarbij horende zelfactualisatiegedrag. We ontdekken dat geven de zin van het leven is, maar lang niet iedereen weet hoe dat moet. Daarom gaat marketing alsmaar minder om het vermarkten van producten en diensten, en steeds meer om het aantonen van welke betekenis producten en diensten hebben voor klanten.’

Een paar regels verderop: ‘Alleen door betekenisvol te zijn, door betekenisvolle ontplooiingsmogelijkheden te bieden, en dan bedoel ik door een tastbare bijdrage te leveren aan de persoonlijke groei en de kwaliteit van leven, kunnen bedrijven een belangrijke rol blijven spelen. Alles is er de komende tijd op gericht mensen tot een hoger niveau van mens-zijn te laten komen, want alleen dat is écht waardevol.’

Stroom van green washing en gutmenscherij

Enkele jaren later gebeurde het. Er kwam een stroom van green washing en gutmenscherij -let op, ik leg geen enkel verband tussen het verschijnen van ons boek en wat er daarna gebeurde, sterker, ons boek was nauwelijks opgemerkt. Het woord betekeniseconomie en purpose wel, maar dan niet op de manier zoals wij dat omschreven. Want als het over purpose gaat, zetten merken zichzelf maar wat al te graag in de hoofdrol. Gaat het over wauw, moet je nou eens kijken hoe maatschappelijk betrokken, woke en politiek correct wij zijn.

Wereldvervuiler Shell kleurde luifels van -jawel, toe maar- maar liefst vier pompstations rondom Amsterdam tijdens Gay Pride in regenboogkleuren -helaas hingen ze de vlag verkeerd om. Heineken wierp zich linksom op voor feministes, LGBT’ers en klimaatdrammers, terwijl rechtsom hun promotiemeisjes in Nigeria werden aangerand en misbruikt. McDonalds keerde tijdens International Women’s Day hun iconische M van -zozo- een filiaal om en zette hun logo op socials op de kop. Want echt all you women in the world, we supporteren jullie, terwijl ruim 40% van alle vrouwen die in de fastfoodwereld werken seksueel worden geïntimideerd.

Misbruik Purpose niet voor Profit

Kees -ik mag Kees zeggen- vindt dat merken purpose misbruiken voor profit. Ze plakken een maatschappelijk geëngageerd verhaal op een volstrekt geëngageerdloos product of bedrijf, puur om een sympathiek verhaaltje te verkopen en daarmee hun omzet te vergroten. ‘Purpose die niet zit opgesloten in het basale doen en laten van een bedrijf is gewoon loze, lege, gebakken lucht’, vertelde hij in mijn laatste boek. ‘Betekenisvolle marketing die niet voortkomt uit een authentiek betekenisvol merk, uit authentiek betekenisvol management en authentiek betekenisvolle mensen, echt, dat is zonder enige uitzondering purpose washing.’

Een merk lijkt in dit purposegeweld zelfs totaal door te slaan. De missie van Patagonia was jarenlang ‘het beste product maken, geen onnodige schade veroorzaken, de bedrijfsvoering inzetten om tot oplossingen voor de milieucrisis te komen en die ook te implementeren.’ Ze hebben die recent veranderd in: ‘We’re in business to save our home planet’.

Dat klinkt een beetje raar. Ik bedoel, een bedrijf dat fleecetruien en renbroekjes verkoopt dat de wereld wil gaan redden, nee, dat is niet raar, dat is lachwekkend.

Geen held, maar mentor

In al hun purpose denken, maken de meeste merken dezelfde denkfout, vertelt Thomas Holster in zijn boek The Hero Trap. Ze positioneren zichzelf als Gandhi, als Moeder Teresa, als Martin Luther King en het liefst als allemaal tegelijk.

Je kent mijn betogen. Ik vind dat merken zichzelf nimmer moeten neerzetten als de held van hun eigen verhaal. Dat leidt tot masturbatiepraatjes, en die bewaar je maar voor ranzige boekjes of donkere hoekjes online. Een merk fungeert als mentor. Als coach om mensen vooruit te helpen. Om het leven van hun publiek en fans meer betekenis te geven. Voor dat laatste duwtje naar het penthouse van de Maslov-piramide. Kolster schrijft: ‘Who can you help people become’.

Als jij een gitaar koopt, doe je dat omdat jij jezelf muzikaal wilt uiten. Als jij een setje stiften koopt, doe je dat om jezelf creatief te uiten. Dat muziekinstrument of die stiften zijn niet de held, nee, natuurlijk niet. Dat zijn middelen die je helpen bij zelfrealisatie, bij zelfverwezenlijking.

Je gebruikers, klanten en fans zijn je helden. Zij zijn de hoofdpersoon van je verhalen.

Meaning en purpose

Kolster vermijdt het woord purpose waar het kan. Omdat het totaal iets anders is dan meaning, zegt hij. Om de verschillen tussen die twee te duiden, verwijs ik graag naar een vijfdelige online collegereeks van Kees. Hij verduidelijkt direct waar de verwarring tussen die twee vandaan komt. Dat komt door de Engelse taal. Die kent twee woorden voor betekenis: meaning en purpose.

Ook Kees trekt meaning naar de loft van de Maslov-piramide. Purpose plaatst hij helemaal onderin. Als de voedingsbodem van de piramide. Als de pokon van ons leven. Als de basis voor ons zijn. En die purpose zegt hij, zou voor elk bedrijf dezelfde moeten zijn: ervoor zorgen dat de aarde blijft bestaan. Ervoor zorgen dat ze als bedrijf de planeet niet uitputten of naar de vernieling helpen. We hebben daar tenslotte slechts eentje van.

Maar uuh nee, dat hebben de corporates en andere grote bedrijven zich de afgelopen jaren niet echt gerealiseerd. Hun idee van welvaart ging ten koste van ons welzijn en welbevinden. Burn-outs, depressiviteit, klimaatcrisis, verlies biodiversiteit, ontbossing, landschapverdozing, sociale ongelijkheid, gele hesjes, wantrouwen overheid, pandemie, nou ja, moet ik nog even sociaal en ecologisch doorgaan. Kees: “De welvaart is niet gegroeid ten bate, maar ten koste van ons welzijn.”

Purpose is dus iets universeels. Het draait om het dienen van het (voort)leven. Om ‘ander-realisatie’. Meaning draait om zelfrealisatie. Om het individu. Om je eigen zelfrealisatie. “Er zijn net zoveel meanings als er mensen zijn. Het gaat over jouw hogere doel en zingeving.”

Bij purpose draait het om goed doen als norm. Bij meaning draait het om goed doen als deugd.

Bij purpose draait het om het grotere geheel. Bij meaning om een individueel hoger doel om eigen zingeving.

Betekeniseconomie is vierde revolutie

Ondernemer en geluksgoeroe Aaron Hurst beziet de betekeniseconomie als de vierde economische revolutie. Na de agrarische economie (de tijd van (ver)delen), de industriële economie (de tijd van dingen) en de kenniseconomie (de dienst van diensten). Voor de duidelijkheid, we zitten du moment midden in die betekenisrevolutie. Het draait niet langer om (ver)delen, dingen en diensten, maar om deugden. Om zingeving. Vandaar onze collectieve honger naar meaning. En die lekkere trek is heel sterk onder millennials en centennials. Zij willen zingeving ervaren in hun leven en werk. Ze willen geen chocolade, maar Chocolonely. Producten moeten deugdzaamheid en een ethische component vertegenwoordigen. Niet vreemd dat zij vooraan staan om te vertellen dat het anders moet. Waarbij millennials (Gen Y) vooral zitten aan de kant van meaning en centennials (Gen Z) meer purpose-driven.

Geen waai maar wat

In zijn collegereeks komt Kees met tal van modellen, en dat maakt zijn verhaal af en toe een beetje warrig. Zijn rode draad is klaarder als een klontje: bedrijven moeten het anders doen, en gelukkig kiest een groeiende groep ondernemers voor een andere weg. Dienstbaar zijn met oog voor welzijn en welbevinden. Haal je hun maatschappelijke issue uit hun businessmodel, dan houd je niks meer over. Hij noemt Nudie Jeans, Dopper, Toms, Triodos Bank en Kipster. Kromkommers en de Verspillingsfabriek gaan de food overvloed van corporates te lijf. Plastic Whale en Ocean Cleanup ruimen de plastic soep van corporates op. Bij Brouwerij De Prael en Koeckebackers werken ze met mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt.

Het gaat al deze bedrijven duidelijk niet om de why, maar om de what. Kees: “Wat vraagt de wereld van mij, wat moet ik oplossen en aanpakken. Hoe ga ik het verschil maken en waarom zal dit een positieve impact hebben. Hun drive is niet een maatschappelijk probleem, maar hun probleem, en dat voel je tot in het diepst van hun haarvaten.”

Ook corporates komen met dienstbare initiatieven (Danone, Interface en DSM) en anders kopen ze die kleintjes wel op. Zoals Unilever dat na Ben & Jerry’s de Vegetarische Slager in hun merkenstal opnam. In Nieuw-Zeeland gaan ze helemaal op de betekeniseconomietoer. Het land streeft niet langer uitsluitend naar economische groei, maar gaat zich meer richten op het welzijn van de bevolking. Onder leiding van premier Jacinda Arden presenteerden de kiwi’s een rijksbegroting met een focus op het welzijn van de inwoners, de kracht van gemeenschappen en de gezondheid van het milieu.

Kies voor de planeet

Kiezen voor een purpose, het is allang niet meer iets om over op te scheppen. En de purpose van jouw bedrijf zou niet anders moeten zijn dan die van al die andere: kiezen voor de planeet, kiezen voor het leven. Totaal iets anders dan snel scoren bij je aandeelhouders. Met die alles-voor-de-aandeelhouders-houding ga je het ook niet redden bij Gen Y en Z, intussen 40% van consumentenpopulatie. Zij hebben vooral oog voor bedrijven met een oprechte purpose en kijken hoe ze daaraan -binnen dat bedrijf zelf of als koper- kunnen bijdragen. Kijken hoe een bedrijf of organisatie aansluit bij hun eigen zelfrealisatie.

Nogmaals, jij bent als bedrijf geen held, maar een mentor. Een Yoda. Een Mr. Miyagi. Een Albus Dumbledore. Je gebruikers, klanten, medewerkers en fans zijn je helden. Zij zijn de hoofdpersoon van je verhalen. Vertel hoe je hen hebt opgetild. Vertel hoe je hen hebt geholpen om hun eigen doelen en dromen te realiseren. Vertel hoe jij hen liet uitgroeien tot betere mensen. Vertel hoe je hen hebt veranderd.

Spelen op werkvloer

Annemaria Koekoek op de werkvloer

Volwassenen zijn het spelen kwijtgeraakt. Terwijl een potje air hockey of rondje hinkelen op de werkvloer je medewerkers juist flink ontstresst. En met andere spelvormen kun je hun creativiteit en autonomie voeden of hun onderlinge relaties versterken. Een pleidooi voor de homo ludens op de werkvloer om de ‘terminale serieusheid’ binnen elke organisatie te vloeren.

Zet vier kleine kinderen van verschillende nationaliteiten bij elkaar op het strand en kijk, binnen de kortste tijd spelen ze met elkaar. Maakt niet uit of ze elkaar wel of niet verstaan. Hoe snel leren ze dat af. Zodra ze op de lagere school komen, moeten ze ineens urenlang op een stoel stilzitten, en ja ‘Steven, pas op hè, wel rustig blijven zitten en luisteren!’. Spelen mag alleen nog tijdens het speelkwartiertje. Spelen wordt leren. En zo wordt het voorheen o zo speelse kind gemuilkorfd door strenge regels en saaie herhalingsoefeningen en moet vooral binnen de lijntjes kleuren. Al een paar jaar later swipen diezelfde kinderen op hetzelfde strand verveeld over een beeldscherm.

Dinky Toys

Lang geleden was ik ook zo’n kind op het strand. En niet alleen op het strand. Ik speelde thuis urenlang met mijn Dinky Toys -voor iedereen boven de vijftig, dat waren speelgoedautootjes van Zamak, schaal 1 op 43-. Met mijn Kever, Citroën DS en Opel Rekord, creëerde ik mijn eigen wereld. Niks geen targets of resultaten, nee, lekker onbezorgd en zonder doel spelen, gewoon, omdat het leuk was. Ik vergat de tijd en wereld om mij heen en dagdroomde over de races die sommige auto’s hadden gewonnen, de mensen die de rode brandweerwagen had gered en de geheime vracht die mijn Bedford-truck vervoerde. Met mijn autootjes ontwikkelde ik spelenderwijs mijn fantasie en ontsnapte ik aan de realiteit.

En toen gingen de Dinky Toys in een doos. De knikkers, pijltjesschieten, de voetbal en bordspelen volgden. Ik kreeg een zwaardere stem, haartjes onder mijn neus en oog voor ander speelgoed, en ik ging anders lopen ook. Spelen deed ik nog wel, maar dan in een clubtenue met een hockeystick. Om te winnen.

Tijdens mijn studententijd mocht ik nog een restantje experimenteren en ontdekken, maar daarna moest ik zoals iedereen volwassen doen. Er wachtte een carrière, trouwring, hypotheek, kinderkamer en leaseauto. Mijn Dinky Toys had ik definitief ingeruild voor een aktetas vol met verantwoordelijkheden, uitdagingen en verplichtingen. Buiten spelen, het is verworden tot grill masteren, slap ouwehoeren en wijnen met vrienden en buren. Waar is dat vrije kind in mij gebleven? Dat zorgeloos speelde met schepjes en strandgebakjes op het strand?

Beurs van Berlage

Ik vond dat kind ruim twintig jaar geleden terug. Een bevriende architect vroeg of mijn zoon -toen vier jaar, blonde krullen en nauwelijks één meter groot- samen met ruim 100 andere kinderen op een zondag in de Beurs van Berlage wilde bouwen aan ‘Het huis van de toekomst’. Leuk, dacht ik. Twee weken later meldde ik mij met mijn jonge architect-in-wording in de Beurs van Berlage. Een team van architecten in opleiding ving alle jonge bouwgenieën op. Mij werd vriendelijk en zeer beslist toegang tot de bouwzaal geweigerd. Ouders waren pas tien minuten vóór het einde van de middag welkom op de eerste etage, om vanaf het balkon te aanschouwen wat zich daar beneden allemaal afspeelde. Wat?!, angsthaasden mijn gedachten. Dat ging niet gebeuren. Ik ging mijn zoon niet achterlaten bij al die vreemden, o nee, zeker niet, er kon immers van alles misgaan. Wegwezen, dacht ik. Maar mijn zoon had daar duidelijk andere gedachten over. Hij wilde absoluut blijven, dus droop ik af.

Huizen van papier en plastic

Ik draalde die zondagmiddag bezorgde rondjes op het Beursplein, totdat ik -eindelijk- met alle andere ouders naar binnen mocht. Wat zou ik aantreffen? Een huilende jongen die zijn vader vreselijk had gemist en zich eenzaam en verlaten voelde? Ik hees mij met lood in de knieën naar de balkons op de eerste etage. Ik durfde nauwelijks over de rand naar beneden te kijken, maar wat ik zag deed mijn herinneringen onmiddellijk opvlammen. Ik zag een ‘strand’ met honderd spelende kinderen. Ze bouwden niet met rode konen aan zandkastelen, maar aan serieuze bouwwerken. Ze knutselden aan huizen die bestonden uit schuimplastic, hout, touw, tape, gips, karton en ander bouwmateriaal. Niks geen competitie. Niks geen winnaars of verliezers. Ze hadden geen enkel doel, behalve met elkaar spelenderwijs een huis bouwen. Pappa, kijk eens!

Kolonisten van Catan

Ik gebruik dit verhaal vaak als ik mensen de kracht van spelen wil uitleggen. Dat doe ik steeds vaker, want er is sprake van een ‘spelenrevival’. Trivial Pursuit, 30 Seconds, The Mind, Kolonisten van Catan: ze zijn in huis- en vooral studentenkamers niet aan te slepen. Net zoals legpuzzels; dat is verworden tot een soort mindfulness. Bij spelletjes gaat het steeds minder om winnen ook, maar om samenspel. Zoals bij het spel Pandemic waarbij je in teamverband de strijd tegen helse pandemieën aangaat. ‘Spelen geeft mij rust’, hoor ik. ‘Spelletjes doen je ont stressen’. Buiten een rondje rennen, hinkelen of een potje air hockey spelen helpt ook: het reset je brein, waarna je je beter kunt concentreren. Annemaria Koekoek en blikspuit als voer voor je hersenen.

Lego in de bestuurskamer

Ook binnen het bedrijfsleven zie je meer en meer spelletjesvormen opduiken. Niet alleen vermomd als management- of serious games voor het trainen van specifieke kennis en vaardigheden. Ik zie ook Lego in de bestuurskamer en op andere afdelingen. Om de creativiteit te prikkelen. Om scherper te innoveren. Vrij en blij spelen geeft medewerkers hun autonomie terug -ze mogen immers zelf bepalen wat ze doen en hoe ze dat willen doen- en leert ze anders denken en kijken. Ze nemen niet langer genoegen met het bestaande, nee, dat willen ze op een speelse manier verfraaien en vernieuwen. Hoognodig, constateerde de Nederlandse historicus Johan Huizinga al in 1938 in zijn boek Homo Ludens. De spelende mens is volgens hem het fundament voor onze cultuur, voor vernieuwing en ontwikkeling. Maar de samenleving lijdt aan ‘spelerosie’. Van het bedrijfsleven en de kunst tot de wetenschap en de sport: de wereld ‘verernstigt’ zich. Komt door voortschrijdende technologische ontwikkelingen, aldus Huizinga. Doordat het communicatieverkeer tussen mensen zo makkelijk is, zorgen techniek, publiciteit en propaganda voor een ‘ongezonde competitie’. In zijn woorden: het aanwakkeren van banale verstrooiing, sensatiezucht en instant bevrediging, en nee, dat is niet goed voor gemeenschapsverbanden.

Terminale serieusheid

Sinds Huizinga zijn we op het werk nog meer ernstig gaan doen. Alles moet nut hebben, alles moet ergens toe leiden. Volgens hoogleraar organisatiekunde Mathieu Weggeman lijden we op kantoor collectief aan een sterke vorm van ‘terminale serieusheid’. Laat daarom de homo ludens in je los. Ga spelen en lekker kliederen. Met lijm en schaar. Met papier en plastic. Met stiften en kwasten. Met hout en karton. Laat je fantasie de vrije loop en gebruik de speeltuin in je hoofd waarin je zelf betekenis mag geven aan wat je tegenkomt. En laat je daarbij vooral niet tegenhouden door wat anderen misschien van je denken. Spelen is goed voor vernieuwing en verbinding. Vind een plek waar medewerkers met elkaar dingen kunnen uitproberen. Waar ze in alle vertrouwen veilig kunnen spelen, en waar iedereen zichzelf spelenderwijs met anderen kan blijven ontwikkelen.

Nee, niks te oud, nee, niks te kinderachtig. Ga met elkaar spelen. Zoals je vroeger deed met andere kinderen. Met schepjes en emmertjes, met zand en water op het strand.

 

Kracht van luisteren

De kracht van echt luisteren

Hoeveel mensen ik gedurende mijn journalistieke leven heb geïnterviewd, nee, geen idee. Ik weet wel dat ik al vrij snel leerde wat de opbrengst was van goed luisteren.

Goed willen luisteren is niks meer dan nieuwsgierigheid. Ik bedoel, wat is het doel van luisteren. Je wilt je gesprekspartner leren begrijpen. Je wilt dat (mogelijke) masker van zijn gezicht trekken. Je wilt erachter komen wat er echt in hem of haar omgaat. Wat iemand beweegt.

En ja, dat liet ik weten. Dat liet ik zien. Dat je belangstelling voor hem had. Voor wie hij was en wat hij deed. En daardoor voelde hij zich gewaardeerd en ging hij vertellen.

Als ik na afloop van een gesprek in de auto, bus of trein stapte, vond ik dat ik iets nieuws moest hebben geleerd. Natuurlijk, dat was als journalist ook mijn taak. Maar ik wilde ook zelf iets van mijn gesprekspartner opsteken. Een inzicht, een weetje, een les. Anders was het voor mij persoonlijk geen goed gesprek geweest. Met die insteek stapte ik ook altijd een kamer binnen. Ik wil iets van je leren. Ik wil iets van je opsteken. Dan ga je ook anders dat interview in.

Mijzelf, ja hallo, ik kende mijzelf al genoeg. Degene met wie ik om tafel zat, kende ik niet. Natuurlijk had ik research naar hem gedaan, maar ik kon vooraf onmogelijk voorspellen wat hij mij precies ging vertellen noch wat ik van zijn ervaringen of wereldbeeld kon opsteken. Of met welke verhalen hij mij nog meer ging verrijken dan wel verrassen.

Het staat in dat boek uit 1936 van Dale Carnegie: ‘How to Win Friends and Influence People.’ Ik las dat tijdens een meivakantie in Budens, in Portugal. Ik kon mijn ogen niet van de wijsheden van Dale afhouden -het boek kostte me dan ook een behoorlijk verbrande rug.

Dale schrijft ergens dat je in twee jaar meer vrienden maakt door je voor anderen te interesseren, dan wanneer je gedurende diezelfde periode probeert anderen voor jou te interesseren.

Zet dus je zendmast uit en je luisterknop aan. Open jezelf voor een gesprek. Wees nieuwsgierig naar hem of haar en ga luisteren, en wie weet wat je kunt leren. Wat je van elkaar kunt leren.

Door te luisteren, raak je met elkaar verbonden. Door te luisteren versterk je elkaar, en door te luisteren maak je meer vrienden dan wanneer je enkel jezelf etaleert.

Verbinden Starlingz

Verbinden betekent niet erbij willen horen

“Mensen zijn neurobiologisch gebouwd om met anderen te verbinden. Bij afwezigheid van verbinding, liefde en saamhorigheid ontstaat er altijd leed.”

(Brené Brown)

Onvermijdelijk dat ik Brené Brown eens zou citeren, want ja, wie kent haar befaamde Ted-talk niet waarmee zij zich in 2010 wereldwijd op de kaart zette.

Daarna ging het snel met Brené. Met haar populariteit. Met haar boeken. En met haar talks. Intussen staat zij op podia wereldwijd, en is er een Netflix-documentaire over haar gemaakt: ‘The Call to Courage’.

Nou ja, documentaire. Het is de weergave van een talk. Vijf kwartier. Dat is zeker een flinke zit. Maar naar haar luisteren is het bekijken meer dan waard

In die documentaire heeft zij het over verbinden, en ja, da’s logisch. Brown schreef een boek over het onderwerp: ‘Het belang van verbinding’.

Verbondenheid zit in ons DNA, zegt zij in de documentaire. We willen niks anders. Maar pas op. Erbij willen horen, bij een groep willen horen, dat heeft niks met verbinden te maken. Dat is het tegenovergestelde van verbondenheid.

Als je per se bij een bedrijf, afdeling of team wilt horen, ga jij je aanpassen. Ga jij je conformeren aan de regels van die groep. Aan hun normen en waarden. Dan ga je voldoen aan wat er van je wordt verwacht. “Aanpassen is beoordelen en acclimatiseren.”

Welke kleding moet je dragen. Waar mag je het wel of niet over hebben. Welke auto moet je rijden, welke sport moet je beoefenen. In welke restaurants moet je eten. En dat allemaal heeft niks met verbondenheid te maken, integendeel, daarmee verwijder je jezelf steeds meer van jezelf. Want je kunt je pas verbinden met anderen als je jezelf kunt zijn.

Om je echt met anderen te verbinden, hoef jij jezelf niet te veranderen. Zegt Brown. Dan moet je altijd jezelf kunnen zijn, wie je ook bent. Verbinden is in de eerste plaats met jezelf verbinden en jezelf nooit verraden voor andere mensen om bij hen in een goed blaadje te komen. “Verbinden vereist niet dat je verandert wie je bent. Het vereist dat je bent zoals je bent.”

Zorg daarom als bedrijf eerst voor een cultuur waarin elke medewerker zichzelf kan zijn. Dan pas kunnen ze zich echt met elkaar verbinden.