Liefde en zaken

Liefde verb(l)indt

Sous le ciel de Paris

S’envoie une chanson

Hmm Hmm

Elle est née d’aujourd’hui …

 

Edith Piaf zingt al enige tijd door mijn hoofd en ik krijg haar maar niet stil.

Is het l’amour, mélancolie of joie de vivre? Ik denk het laatste, want in het programma Chansons! dat de afgelopen 4 weken werd uitgezonden, werd mij weer eens overduidelijk dat als je meer van elkaar te weten komt door ervaringen, emoties, gevoelens en kennis te delen, door oprechte aandacht voor elkaar te hebben, naar elkaar te luisteren, dit kan zorgen voor intense verbinding en zelfs kan leiden tot innige vriendschap.

Ik kijk weinig televisie, niks an. We staan de hele dag al ‘aan’, dus einde dag is er tijd voor elkaar door te luisteren naar elkaar, verhalen te delen met elkaar en dat allemaal zonder laptop, IPad of mobile op tafel. Deze gewoonte werd 4 weken op de vrijdagavond even geparkeerd. En dat kwam door Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps. Zij namen ons in 4 uitzendingen (1. Paris, 2. L’amour, 3. Joie de vivre en 4. Melancolie) dwars door Parijs mee om het (vergeten) chanson te (her) ontdekken.

Wat een onverwachte, blije verrassing!

Twee volkomen verschillende mensen, waarbij je aanvankelijk geen idee hebt wat deze twee mannen intens met elkaar verbindt. Rob Kempes, de millenial van 35 jaar, winnaar van de Slimste Mens en bekend als entertainer en zanger van de feest act de Snollebollekes. Een vrolijk, extravert en uitbundig mens. En anchorman Matthijs van Nieuwkerk, de babyboomer van 61 jaar oud, die zijn sporen ruimschoots verdiende als journalist en presentator. Bedachtzaam, wat introvert en ingetogen. De basis van hun verbondenheid is de grote kennis en vooral de gedeelde liefde van en voor het chanson. Althans daar begon het mee.

Eigenlijk een enorm romantisch verhaal van twee mannen die allebei oprechte liefde koesteren voor het Franse lied en opzoek gaan naar de nostalgie (Aznavour zong het al: Avec un brin de nostalgie) en het verhaal daarachter. We dwalen samen met de twee mannen overdag en ’s avonds, dwars door de lichtstad en luisteren naar hun bijzondere verhalen, waarbij anekdote jukebox Kemps de zoektocht naar de ziel van het chanson leidt en ons tot in detail meeneemt in de wereld en geschiedenis van het chanson.

Prachtig om te zien en vooral te voelen hoe hun verbondenheid per stap sterker wordt. Ze leren elkaar steeds beter kennen, delen verhalen en persoonlijke gebeurtenissen, die bijzonder maar ook aangrijpend blijken te zijn. Kemps neemt van Nieuwkerk en ons in Chansons! mee naar zijn Nederlandse hospita waar hij als jonge jongen 4 maanden lang een kamertje huurde. Vanuit dit onderkomen bezocht hij samen met zijn notitieblok, dagelijks het beroemde kerkhof Père Lachaise om daar namen van (on) bekende personen van de graven te noteren. Op zijn Chambre de bonne zocht hij vervolgens de levensloop van deze mensen uit. Einde dag brachten zijn hospita en haar Franse levenspartner hem de intense liefde en kennis bij van het chanson. Piaf, Montand, Barbara, Brassens, Chevalier, Dalida, Gainsbourg, Bécaud, Trenet, ze kwamen allemaal voorbij.  Maar voor Kemps is Jacques Brel absoluut de allergrootste.

Wie Matthijs van Nieuwkerk zegt, zegt Charles Aznavour. Hij schreef twee jaar lang, iedere week een column over deze legende, deze columns zijn samengevat in een prachtig boekje ’Aznavour de beste zanger die ooit geleefd heeft’. Opgedragen aan zijn moeder Gerrie van Nieuwkerk.

Chansons! Is een meeslepend verhaal, waarbij les deux vieux garçons, les deux vieux amis worden en ons deelgenoot laten zijn van hun passie, door de levensloop van de legendarische chanteurs en chanteuses, dwars door Parijs vol hartstocht achterna te rennen.

Wat ik prachtig vond om te zien en te voelen, was dat hun wederzijdse verbondenheid per aflevering steeds sterker werd. Het werkte aanstekelijk.

Ze raakten niet uitgepraat over hoe blij ze met elkaar waren. ‘Ik begrijp je steeds beter!’ reageert van Nieuwkerk in de eerste uitzending oprecht, na het bezoek aan Kemps vroegere hospita als ze samen het straatje uit lopen. Ze delen steeds meer persoonlijke verhalen en ervaringen, groeien naar elkaar toe en gevoelens maar ook plezier zijn sans gêne zichtbaar. Hun oprechte verbondenheid blijkt op zijn sterkst als ze samen het graf van Charles Aznavour bezoeken en voor Van Nieuwkerk ter plekke alles samenkomt en hij zijn oprechte emoties de vrije loop laat. Kemps zegt even niets en laat Van Nieuwkerk alle ruimte. Je ziet maar weer wat een kracht kwetsbaarheid heeft. En hoe eenvoudig het is om met elkaar te verbinden, mits dat oprecht is en in een veilige omgeving plaatsvindt.

Na de laatste uitzending doen wij de televisie weer uit, mooier kan en wordt het niet.

Ik sluit af met: ‘Hier encore’ van grootheid Charles Aznavour, die zovelen met elkaar verbonden heeft met zijn prachtige stem en liedjes.

Hier encore, j’avais vingt ans, je caressais le temps

Jái joué de la vie

Comme on joue de l’amour en je vivais la nuit

Sans compter sur mes jours qui fuyaient dans le temps …

Vive l’amour! Leve de liefde!

 

Spelen op werkvloer

Annemaria Koekoek op de werkvloer

Volwassenen zijn het spelen kwijtgeraakt. Terwijl een potje air hockey of rondje hinkelen op de werkvloer je medewerkers juist flink ontstresst. En met andere spelvormen kun je hun creativiteit en autonomie voeden of hun onderlinge relaties versterken. Een pleidooi voor de homo ludens op de werkvloer om de ‘terminale serieusheid’ binnen elke organisatie te vloeren.

Zet vier kleine kinderen van verschillende nationaliteiten bij elkaar op het strand en kijk, binnen de kortste tijd spelen ze met elkaar. Maakt niet uit of ze elkaar wel of niet verstaan. Hoe snel leren ze dat af. Zodra ze op de lagere school komen, moeten ze ineens urenlang op een stoel stilzitten, en ja ‘Steven, pas op hè, wel rustig blijven zitten en luisteren!’. Spelen mag alleen nog tijdens het speelkwartiertje. Spelen wordt leren. En zo wordt het voorheen o zo speelse kind gemuilkorfd door strenge regels en saaie herhalingsoefeningen en moet vooral binnen de lijntjes kleuren. Al een paar jaar later swipen diezelfde kinderen op hetzelfde strand verveeld over een beeldscherm.

Dinky Toys

Lang geleden was ik ook zo’n kind op het strand. En niet alleen op het strand. Ik speelde thuis urenlang met mijn Dinky Toys -voor iedereen boven de vijftig, dat waren speelgoedautootjes van Zamak, schaal 1 op 43-. Met mijn Kever, Citroën DS en Opel Rekord, creëerde ik mijn eigen wereld. Niks geen targets of resultaten, nee, lekker onbezorgd en zonder doel spelen, gewoon, omdat het leuk was. Ik vergat de tijd en wereld om mij heen en dagdroomde over de races die sommige auto’s hadden gewonnen, de mensen die de rode brandweerwagen had gered en de geheime vracht die mijn Bedford-truck vervoerde. Met mijn autootjes ontwikkelde ik spelenderwijs mijn fantasie en ontsnapte ik aan de realiteit.

En toen gingen de Dinky Toys in een doos. De knikkers, pijltjesschieten, de voetbal en bordspelen volgden. Ik kreeg een zwaardere stem, haartjes onder mijn neus en oog voor ander speelgoed, en ik ging anders lopen ook. Spelen deed ik nog wel, maar dan in een clubtenue met een hockeystick. Om te winnen.

Tijdens mijn studententijd mocht ik nog een restantje experimenteren en ontdekken, maar daarna moest ik zoals iedereen volwassen doen. Er wachtte een carrière, trouwring, hypotheek, kinderkamer en leaseauto. Mijn Dinky Toys had ik definitief ingeruild voor een aktetas vol met verantwoordelijkheden, uitdagingen en verplichtingen. Buiten spelen, het is verworden tot grill masteren, slap ouwehoeren en wijnen met vrienden en buren. Waar is dat vrije kind in mij gebleven? Dat zorgeloos speelde met schepjes en strandgebakjes op het strand?

Beurs van Berlage

Ik vond dat kind ruim twintig jaar geleden terug. Een bevriende architect vroeg of mijn zoon -toen vier jaar, blonde krullen en nauwelijks één meter groot- samen met ruim 100 andere kinderen op een zondag in de Beurs van Berlage wilde bouwen aan ‘Het huis van de toekomst’. Leuk, dacht ik. Twee weken later meldde ik mij met mijn jonge architect-in-wording in de Beurs van Berlage. Een team van architecten in opleiding ving alle jonge bouwgenieën op. Mij werd vriendelijk en zeer beslist toegang tot de bouwzaal geweigerd. Ouders waren pas tien minuten vóór het einde van de middag welkom op de eerste etage, om vanaf het balkon te aanschouwen wat zich daar beneden allemaal afspeelde. Wat?!, angsthaasden mijn gedachten. Dat ging niet gebeuren. Ik ging mijn zoon niet achterlaten bij al die vreemden, o nee, zeker niet, er kon immers van alles misgaan. Wegwezen, dacht ik. Maar mijn zoon had daar duidelijk andere gedachten over. Hij wilde absoluut blijven, dus droop ik af.

Huizen van papier en plastic

Ik draalde die zondagmiddag bezorgde rondjes op het Beursplein, totdat ik -eindelijk- met alle andere ouders naar binnen mocht. Wat zou ik aantreffen? Een huilende jongen die zijn vader vreselijk had gemist en zich eenzaam en verlaten voelde? Ik hees mij met lood in de knieën naar de balkons op de eerste etage. Ik durfde nauwelijks over de rand naar beneden te kijken, maar wat ik zag deed mijn herinneringen onmiddellijk opvlammen. Ik zag een ‘strand’ met honderd spelende kinderen. Ze bouwden niet met rode konen aan zandkastelen, maar aan serieuze bouwwerken. Ze knutselden aan huizen die bestonden uit schuimplastic, hout, touw, tape, gips, karton en ander bouwmateriaal. Niks geen competitie. Niks geen winnaars of verliezers. Ze hadden geen enkel doel, behalve met elkaar spelenderwijs een huis bouwen. Pappa, kijk eens!

Kolonisten van Catan

Ik gebruik dit verhaal vaak als ik mensen de kracht van spelen wil uitleggen. Dat doe ik steeds vaker, want er is sprake van een ‘spelenrevival’. Trivial Pursuit, 30 Seconds, The Mind, Kolonisten van Catan: ze zijn in huis- en vooral studentenkamers niet aan te slepen. Net zoals legpuzzels; dat is verworden tot een soort mindfulness. Bij spelletjes gaat het steeds minder om winnen ook, maar om samenspel. Zoals bij het spel Pandemic waarbij je in teamverband de strijd tegen helse pandemieën aangaat. ‘Spelen geeft mij rust’, hoor ik. ‘Spelletjes doen je ont stressen’. Buiten een rondje rennen, hinkelen of een potje air hockey spelen helpt ook: het reset je brein, waarna je je beter kunt concentreren. Annemaria Koekoek en blikspuit als voer voor je hersenen.

Lego in de bestuurskamer

Ook binnen het bedrijfsleven zie je meer en meer spelletjesvormen opduiken. Niet alleen vermomd als management- of serious games voor het trainen van specifieke kennis en vaardigheden. Ik zie ook Lego in de bestuurskamer en op andere afdelingen. Om de creativiteit te prikkelen. Om scherper te innoveren. Vrij en blij spelen geeft medewerkers hun autonomie terug -ze mogen immers zelf bepalen wat ze doen en hoe ze dat willen doen- en leert ze anders denken en kijken. Ze nemen niet langer genoegen met het bestaande, nee, dat willen ze op een speelse manier verfraaien en vernieuwen. Hoognodig, constateerde de Nederlandse historicus Johan Huizinga al in 1938 in zijn boek Homo Ludens. De spelende mens is volgens hem het fundament voor onze cultuur, voor vernieuwing en ontwikkeling. Maar de samenleving lijdt aan ‘spelerosie’. Van het bedrijfsleven en de kunst tot de wetenschap en de sport: de wereld ‘verernstigt’ zich. Komt door voortschrijdende technologische ontwikkelingen, aldus Huizinga. Doordat het communicatieverkeer tussen mensen zo makkelijk is, zorgen techniek, publiciteit en propaganda voor een ‘ongezonde competitie’. In zijn woorden: het aanwakkeren van banale verstrooiing, sensatiezucht en instant bevrediging, en nee, dat is niet goed voor gemeenschapsverbanden.

Terminale serieusheid

Sinds Huizinga zijn we op het werk nog meer ernstig gaan doen. Alles moet nut hebben, alles moet ergens toe leiden. Volgens hoogleraar organisatiekunde Mathieu Weggeman lijden we op kantoor collectief aan een sterke vorm van ‘terminale serieusheid’. Laat daarom de homo ludens in je los. Ga spelen en lekker kliederen. Met lijm en schaar. Met papier en plastic. Met stiften en kwasten. Met hout en karton. Laat je fantasie de vrije loop en gebruik de speeltuin in je hoofd waarin je zelf betekenis mag geven aan wat je tegenkomt. En laat je daarbij vooral niet tegenhouden door wat anderen misschien van je denken. Spelen is goed voor vernieuwing en verbinding. Vind een plek waar medewerkers met elkaar dingen kunnen uitproberen. Waar ze in alle vertrouwen veilig kunnen spelen, en waar iedereen zichzelf spelenderwijs met anderen kan blijven ontwikkelen.

Nee, niks te oud, nee, niks te kinderachtig. Ga met elkaar spelen. Zoals je vroeger deed met andere kinderen. Met schepjes en emmertjes, met zand en water op het strand.

 

Millennials betrekken bedrijfsvoering

‘Er komen andere tijden’

Een directie die jonge medewerkers betrekt bij de bedrijfsvoering, tja, wie had dat enkele jaren geleden kunnen bedenken. Beleid en strategie wordt immers van bovenaf bepaald en ingedaald.

Die tijd lijkt voorbij. Kijk maar. Een groeiend aantal bedrijven installeert een Raad van Jonkies, aldus de kop van een artikel in het FD van 28 augustus. Want in te veel bestuurskamers zijn ze de touch met jongeren kwijt. Vooral waar het gaat over de inzet van sociale media en andere digitale hulpmiddelen, en hoe ze op een aansprekende wijze nieuw personeel kunnen aantrekken -het één hangt hier vast nauw met het ander samen.

Van installatiebedrijf tot ministerie

In het FD-artikel komen een installatiebedrijf en textielketen met zo’n jongerenadviesraad voorbij. De SER, Unicef, het ministerie van Buitenlandse Zaken: ook zo’n denktank. Net zoals een surplus aan verstofte gemeenteambtenaren een beroep doet op jongeren bij beleidsvraagstukken.

Boudewijn bezong het al

De kloof tussen jong en oud, nee, niks nieuws. Of ze nou nozems, pleiners of millennials heten. Jongeren zitten in een andere levensfase en hebben andere behoeften dan ouderen, logisch. En dat jongeren genoeg hebben van de ‘praatjes’ en ‘wetten’ van ouderen, ook niks nieuws. Luister nog maar eens naar ‘Er Komen Andere Tijden’ van Boudewijn de Groot uit 1965. Het lied dat groeide uit tot het schotschrift van een generatie: ‘Kom vaders en moeders, kom hier en hoor toe./Wij zijn jullie praatjes en wetten zo moe./ Je zoons en je dochters die haten gezag,/ je moraal die verveelt ons al tijden./ En vlieg op als de wereld van nu je niet mag, want er komen andere tijden.’

Van welvaart naar waarden

Hekel aan gezag en moraal. En jongeren hechten -vandaag- meer aan waarden dan aan welvaart. Aldus het internationale strategie-adviesbureau Kearney in het wereldwijde onderzoek ‘The Consumers of the Future’. Ze willen merken met maatschappelijke impact. Niet alleen om te kopen, maar ook om voor te werken. En daarbij is vertrouwen key.

Vijf keer C

Ook voor jongeren belangrijk, de 5 C’s: consumers, content, co-creation, conversations en community. Zoals bedacht en opgetuigd door het megasuccesvolle digital-first beautymerk Glossier dat voortkomt uit het beautyblog ‘Into the Gloss’ van Emily Weiss. Haar CFO omschrijft het merk in een Forbes-interview als een ‘people powered beauty ecosystem’. Gedragen door die 5 C’s. Consumers staat voor customers first. Het merk is enorm toegewijd aan zijn klanten, hun wensen en behoeften. Content, het blog, vormde het fundament van het merk en verhalen blijven leading om fans te inspireren. Belangrijk daarin: dialoog, tweerichtingsverkeer met lezers en social volgers (Conversations). Wat mensen zeggen tegen Glossier of -nog beter- over het merk vertellen aan anderen is belangrijker dan wat het merk zelf tegen hen vertelt. Gesprekken met -vooral millennial- klanten staan aan de basis van de content en co-creatie -yep, daar heb je de jongeren denktank. Zo weten ze bij Glossier precies wat die wensen. Binnen een omgeving waarbinnen ze zich veilig voelen en zich kunnen manifesteren (Community). Een model waarvan veel bedrijven kunnen leren.

Luisteren en opvolgen

Jongerendenktanks kunnen daarbij helpen. Ze maken de generatiekloof op de werkvloer en met de bestuurskamer kleiner. Met hun frisse kijk doen ze bedrijven beter aansluiten op het Umfeld waarin ze opereren. En dat vergt anders leidinggeven. Want zo’n jongerendenktank installeren is leuk. Maar dat betekent wel dat je als leidinggevende naar de inbreng van die mondige broekies moet luisteren en dat het bedrijf iets met hun feedback gaat doen. Dat hun ideeën -kunnen- leiden tot concrete acties. Je kan als leidinggevende niet zeggen: laat die millennials op woensdagmiddag gezellig met elkaar brainstormen en malle dingen bedenken, maar we doen er niets mee. Dan bereik je een averechts effect.

Veiligheid voorwaarde

Controle, verdeel en heers, laat het los. Toon vertrouwen, ook al hebben je jonge adviseurs misschien minder ervaring en kennis van zaken. Ga ze faciliteren. Om ze te laten shinen, moeten ze voldoende tijd krijgen om zich in elkaar te verdiepen. En om vrij te kunnen sparren, om alles te durven te zeggen, zijn vertrouwen en veiligheid absolute voorwaarden. Zonder deze solide basis zullen jongeren nooit in alle openheid hun feedback en mening geven.

Bottom up

Een jongeren board is van grote waarde voor elke bestuurskamer. Het is goed voor innovatie. Het is goed voor een verbinding met mogelijk nieuwe werknemers. Het is goed voor merkambassadeurs. Het is goed voor de verbreding van kennis en een betere aansluiting met je directe omgeving. En zo’ n raad van jonkies is het zoveelste bewijs dat bedrijven meer bottom up moeten denken. Dat betekent afscheid nemen van je traditionele, hiërarchische bedrijfscultuur, en wees er snel bij. Want er komen andere tijden.

[kader]

Starlingz heeft een Jongeren Soundboard.

Kracht van luisteren

De kracht van echt luisteren

Hoeveel mensen ik gedurende mijn journalistieke leven heb geïnterviewd, nee, geen idee. Ik weet wel dat ik al vrij snel leerde wat de opbrengst was van goed luisteren.

Goed willen luisteren is niks meer dan nieuwsgierigheid. Ik bedoel, wat is het doel van luisteren. Je wilt je gesprekspartner leren begrijpen. Je wilt dat (mogelijke) masker van zijn gezicht trekken. Je wilt erachter komen wat er echt in hem of haar omgaat. Wat iemand beweegt.

En ja, dat liet ik weten. Dat liet ik zien. Dat je belangstelling voor hem had. Voor wie hij was en wat hij deed. En daardoor voelde hij zich gewaardeerd en ging hij vertellen.

Als ik na afloop van een gesprek in de auto, bus of trein stapte, vond ik dat ik iets nieuws moest hebben geleerd. Natuurlijk, dat was als journalist ook mijn taak. Maar ik wilde ook zelf iets van mijn gesprekspartner opsteken. Een inzicht, een weetje, een les. Anders was het voor mij persoonlijk geen goed gesprek geweest. Met die insteek stapte ik ook altijd een kamer binnen. Ik wil iets van je leren. Ik wil iets van je opsteken. Dan ga je ook anders dat interview in.

Mijzelf, ja hallo, ik kende mijzelf al genoeg. Degene met wie ik om tafel zat, kende ik niet. Natuurlijk had ik research naar hem gedaan, maar ik kon vooraf onmogelijk voorspellen wat hij mij precies ging vertellen noch wat ik van zijn ervaringen of wereldbeeld kon opsteken. Of met welke verhalen hij mij nog meer ging verrijken dan wel verrassen.

Het staat in dat boek uit 1936 van Dale Carnegie: ‘How to Win Friends and Influence People.’ Ik las dat tijdens een meivakantie in Budens, in Portugal. Ik kon mijn ogen niet van de wijsheden van Dale afhouden -het boek kostte me dan ook een behoorlijk verbrande rug.

Dale schrijft ergens dat je in twee jaar meer vrienden maakt door je voor anderen te interesseren, dan wanneer je gedurende diezelfde periode probeert anderen voor jou te interesseren.

Zet dus je zendmast uit en je luisterknop aan. Open jezelf voor een gesprek. Wees nieuwsgierig naar hem of haar en ga luisteren, en wie weet wat je kunt leren. Wat je van elkaar kunt leren.

Door te luisteren, raak je met elkaar verbonden. Door te luisteren versterk je elkaar, en door te luisteren maak je meer vrienden dan wanneer je enkel jezelf etaleert.

Verbinden Starlingz

Verbinden betekent niet erbij willen horen

“Mensen zijn neurobiologisch gebouwd om met anderen te verbinden. Bij afwezigheid van verbinding, liefde en saamhorigheid ontstaat er altijd leed.”

(Brené Brown)

Onvermijdelijk dat ik Brené Brown eens zou citeren, want ja, wie kent haar befaamde Ted-talk niet waarmee zij zich in 2010 wereldwijd op de kaart zette.

Daarna ging het snel met Brené. Met haar populariteit. Met haar boeken. En met haar talks. Intussen staat zij op podia wereldwijd, en is er een Netflix-documentaire over haar gemaakt: ‘The Call to Courage’.

Nou ja, documentaire. Het is de weergave van een talk. Vijf kwartier. Dat is zeker een flinke zit. Maar naar haar luisteren is het bekijken meer dan waard

In die documentaire heeft zij het over verbinden, en ja, da’s logisch. Brown schreef een boek over het onderwerp: ‘Het belang van verbinding’.

Verbondenheid zit in ons DNA, zegt zij in de documentaire. We willen niks anders. Maar pas op. Erbij willen horen, bij een groep willen horen, dat heeft niks met verbinden te maken. Dat is het tegenovergestelde van verbondenheid.

Als je per se bij een bedrijf, afdeling of team wilt horen, ga jij je aanpassen. Ga jij je conformeren aan de regels van die groep. Aan hun normen en waarden. Dan ga je voldoen aan wat er van je wordt verwacht. “Aanpassen is beoordelen en acclimatiseren.”

Welke kleding moet je dragen. Waar mag je het wel of niet over hebben. Welke auto moet je rijden, welke sport moet je beoefenen. In welke restaurants moet je eten. En dat allemaal heeft niks met verbondenheid te maken, integendeel, daarmee verwijder je jezelf steeds meer van jezelf. Want je kunt je pas verbinden met anderen als je jezelf kunt zijn.

Om je echt met anderen te verbinden, hoef jij jezelf niet te veranderen. Zegt Brown. Dan moet je altijd jezelf kunnen zijn, wie je ook bent. Verbinden is in de eerste plaats met jezelf verbinden en jezelf nooit verraden voor andere mensen om bij hen in een goed blaadje te komen. “Verbinden vereist niet dat je verandert wie je bent. Het vereist dat je bent zoals je bent.”

Zorg daarom als bedrijf eerst voor een cultuur waarin elke medewerker zichzelf kan zijn. Dan pas kunnen ze zich echt met elkaar verbinden.